Onlangs vroeg een man me om, als verrassing voor zijn vrouw, dit nummer te spelen tijdens de uitvaart. Het bijzondere was dat het zijn eigen uitvaart was.

Hij vroeg het me een paar dagen voor de geplande euthanasie.

Een prachtig gezin met prachtige kinderen … verscheurd door een verschrikkelijke ziekte.

De blik in haar ogen toen ik het nummer liet horen ….

Ik ben achter de lezenaar gaan zitten en heb, met vochtige ogen een paar stevige slokken water gedronken. Zo kon ik nadien met vaste stem verder spreken.

Soms is dit beroep best moeilijk en zwaar om te dragen. Dit was zo’n moment.

Haar omhelzing na de dienst was een troost. Want soms heb ik dat ook nodig. Anders dan die van hen … maar toch. Troost…

You never walk alone …

Morgen zal ik spreken. Voor een aula van 500 mensen. Uitgezonden via livestream in de school en de huiskamers. Waarschijnlijk gevolgd door pers en media.

En terwijl me dat aanvankelijk wat nerveus maakte, is de zorg om half 11 ‘s avonds vooral: Zal ik mijn emoties kunnen bijhouden? Zal ik de krop in mijn keel kunnen doorslikken? Zal ik sterk genoeg kunnen blijven om met heldere stem en rechte schouders te vertellen over een leven dat veel te kort was?

Het zijn zorgen die ik me na een jaar spreken bij afscheid niet langer maak. Mijn emoties komen zelden aan bod tijdens een uitvaart. Omdat het net niet de bedoeling is dat ik die toon. Ik ont-zorg de familie. Hun verdriet krijgt plaats, hun vreugde is van belang.

Ik zit daar voor niets tussen.

Maar morgen zal ik spreken. Voor een familie die omringd is door honderden mensen. Maar helemaal alleen dit verdriet zal moeten dragen. De omgekeerde wereld is het. Ouders nemen geen afscheid van hun kind. Zeker niet wanneer het nog zo klein en jong is.

Het wordt zwaar. Dat is het al de hele week. Morgennamiddag laat ik me dragen. Door wie mij graag ziet.

Er zit zoveel poëzie in zijn teksten. Vandaag ‘leende’ ik zijn woorden om een vrouw die haar hart verloor in Frankrijk een teder afscheid te geven. Jacques Brel doet dat beter…

Verlaat me niet
Vergeet me niet
Wees de vulkaan
die barst van levenslust
die brandt vol vuur

Verlaat me niet
vergeet me niet
herinner de tijd, het verleden
herinner onze geschiedenis
die puur en uniek in onze zielen brandt

Verlaat me niet
vergeet me niet
Ik zal naar je kijken
en zien dat je glimlacht
dat je geniet van wat ooit wij en ons was.

#woordenvaniRis #afscheidsgedichten#troostgedichten#sprekerbijuitvaart#sprekerbijafscheid

Oude jonge meisjes

Een beetje voorzichtig stoor ik hun gesprek met de vraag of ik de stoel mag hebben waar haar handtas op staat. De grijsste kijkt me wat bozig aan maar knikt toch. Ik zet me.

Mijn tijdschrift ligt pro forma op de derde bladzijde. Hun gesprek is mijn voornaamste amusement op de late woensdagmiddag.

Het gaat over het oude vervallen huis in de dorpskern. “Schandalig toch!” “Ja, wat een afzicht” “Ze moesten dat toch wat beter in stand houden”. En dan over de buurvrouw die heel snel na het overlijden van haar man al “een nief lief” had “Volgens mij had ze die al toen hare man nog ziek was” “Dat zou schandalig zijn maar dat kan wel. Ik zie dat er wel in.” En dat de juf van de naburige school kanker heeft. Dat je tegenwoordig toch niets anders hoort dan ziekte. En dat de regering zich niets aantrekt van de pensioenen.

Het grootste besluit is “Als ze maar het gezin bij mekaar houden!” “Ja want tegenwoordig scheiden er zo veel” En dan knikken ze en mompelen nog iets binnensmonds.

Mijn mond verandert in een ietwat ironische glimlach. De prioriteiten van het leven zijn duidelijk gesteld, er goed uitzien en vooral niet scheiden.

Ik weet weer waaraan te werken. Nu ja, het zal toch vooral over het uitzicht gaan. Wat het scheiden betreft, heb ik al een klantenkaart!

WoordenvaniRis

Het draadje is er nog

geheel en niet geknipt

in de wolken

in de zon

in de wandkrant

die het juiste woord

publiceert

in mijn hart

en op mijn netvlies

staat het gegrift

als de waarheid

gebeiteld in steen

altijd zal jij er zijn

altijd ben je …

Aards

Hij was vijf toen we dit nummer voor het eerst hoorden. Toen al vond hij het ‘de mooiste film ooit’. Er kwam toen nog heel schattig het woord ‘mama’ achter …

Vandaag zaten we weer samen in de auto. Hij ‘ontdekte’ Peter Gabriel en leerde van mij dat “Heroes” niet van hem is maar eigenlijk van David Bowie.

Ik leerde van hem dat hij een prachtige stem heeft. Zeker wanneer hij in volle overgave luidkeels mee zingt met dit nummer dat iets ‘uplifting’ heeft. Zo zeggen ze dat. Want jongeren tegenwoordig smijten overal Engels uitdrukkingen tussen.

We lachen samen. Mijn ogen schieten vol. De tranen zitten de laatste tijd echt vlak onder de oppervlakte.

Bij de warme chocomelk in mijn favoriete koffiebar in de buurt geniet ik van zijn spreekstem. Hij praat vlot en enthousiast. Wat een voorrecht is het … om hem volwassen te zien worden, om zo trots op hem te zijn. Ik schreeuw het van de daken … ik weet het. Zo lang ik maar aards blijf, zal dat wel ok zijn. Denk ik.

Soms moet het even …

Sedert ik het boek “Tekens zijn overal” van Laura Lynne Jackson las, kijk ik af en toe nog meer naar de lucht, de wolken, regenbogen, vlinders en zonsondergangen. Meestal zie ik wel iets … de natuur verrast altijd.

Deze week zag ik niet veel. Donkere wolken, regen, mist, moe … dat laatste was ik. Heel moe. Dan voel ik dat het nodig is om op de rem te gaan staan maar meestal gaat het net dan niet. Natuurlijk! Er zijn deadlines, veel werk, veel intense gesprekken …

Dan voel ik mijn hart onder gaan. Langzaam zinken. Maar ik blijf overeind. Ik werk, ik praat, ik schrijf, ik geef les en ik entertain mijn klas en de leraarskamer. Wat ik anders leuk vind, alleen … nu niet dus.

Toch vind ik niet meteen iets om – excusez-le-mot – de etter uit de zwerende wonde te verwijderen. Ik zoek, ik draai, ik denk, ik twijfel. Het komt niet. Het komt niet. Ik krijg de tranen er niet uit, het blijft steken in mijn keel.

Dat komt meer voor. Ik ken mezelf na zoveel jaren wel. Een zeer triest muziekje opzetten helpt dan. Of een bleitfilm zien. Truukjes van de foor om er vanaf te zijn.

Maar neen, het komt niet. Het blijft steken in mijn keel.

Vandaag was het zover. Ik kreeg nieuws dat me van de wereld sloeg. Het grote K-woord kwam zeer dichtbij. Het dichtst dat het ooit kwam. Het zwermt al een paar maanden rond in mijn omgeving. Momenteel ken ik persoonlijk vijf mensen die chemo krijgen. Vijf mensen die in mijn hart zitten. Vijf mensen die belangrijk voor me zijn. Maar nu … nu is het hartverscheurend. Zo dicht had ik het niet verwacht.

Dus wanneer ik in een heet bad met ontzettend veel schuim zit, komen ze moeiteloos. De tranen, het snikken. Om het geluid te dempen glij ik achterover met mijn hoofd in het water. Het zout vermengt zich met het schuim. Ik kom overeind. Met mijn hoofd op mijn knieën omarm ik mijn benen. Langzaam stopt de stroom. Ik wieg mezelf de warmte en de troost in.

En vloek geluidloos, hartgrondig. Verdomme! Verdomme!

Aardverschuiving.

Dit zing ik donderdagavond. Op de poëzieavond in de plaatselijke bibliotheek.

En die ene noot … daar geraak ik dus niet aan. Ik oefen en oefen. Ik zwoeg en zweet. En ik geraak er niet aan.

Het zou een reden kunnen zijn om te sterven. Om onzeker en wankelend te worden.

Donderdagavond zing ik. Die noot? Die sla ik over. Nah!