Wat wil je nou? vraagt ze met aandrang. Ik word even stil. Dat is een goede vraag: wat wil ik nu?

Het lijkt gemakkelijker om de andere vraag te beantwoorden: Wat wil ik niet?

Dan rollen de woorden over mijn lippen met het vertrouwen van een stevige waterval. Of neen, dat komt uit mijn ogen, die toch weer vertroebelen en onvast kijken.

Wat ik niet wil is hardheid. Een muur waartegen ik me stuk gooi in de hoop hem te slopen en de beloofde zachtheid en mildheid te vinden. Dat deed ik al een paar keer. Dat weet iedereen die me hier volgt. Ook iedereen in het dagelijkse leven.

Uiteindelijk bleef er van mijn huid niet veel meer over. Enkel bloot vlees met hier en daar een grote wonde.

Dat wil ik dus niet.

Af en toe lachen we erom. Wat willen wij? Wij, de mensen die dikwijls alleen zijn en slechts af en toe diep verbinden op een level waarin alle professionele gamers willen spelen.

Ik wil gewoon iets goeds voelen. Iets dat me rust geeft en vrede … Iets dat me doet bruisen en goesting geeft. Goesting in allerlei dingen die in mijn onderbuik leven. Daar waar ik steeds mezelf ben. Dat er iets of iemand daar contact met me maakt. Op dat diepere niveau dus. Daar waar ik in geen tijden ben aangeraakt. Omdat ik het jaren heb beschermd en daar niemand toeliet.

Wat ik dan eigenlijk ook weer niet wil. Wil doen. Maar hoe gooi je iets open dat vastgeroest dicht zit?

Dus ik glimlach diep terwijl ze haar vraag herhaalt. Ik weet het wel. Ik zeg het alleen nog niet luidop. Omdat het nog broos is. Maar dat het sterker wordt, zie je in mijn blik. In de iris van mijn ogen. Er komt iemand die dat graag wil lezen. Iemand met goesting. En zachtheid. En goesting.

Mee-lancholie

 

En dan is het zover … het nieuwe schooljaar breekt aan. Niet echt maar het voelt wel als 1 september. Na negen weken afstandsonderwijs ben ik blij mijn leerlingen terug te zien. Anderzijds voelde ik gisteren hoeveel pijn het ‘s avonds doet wanneer je drie uur met een mondmasker in een grote turnzaal les gaf.

Het was best fijn om alle dagen thuis te zijn. Een huismus kan je me wel noemen hoewel ik me realiseerde wat voor een sociaal leven ik altijd had/heb. De leegheid van mijn agenda was bij tijd en wijle angstaanjagend diep en somber. Ik mis mijn familie. Ik mis mijn vrienden. Ik mis praten op een volwassen niveau. Ja, ok, daar mag u hartelijk mee lachen. Misschien moet ik zeggen: ik mis praten op mijn niveau.

Knuffelen met zoonlief is het enige fysieke contact dat ik momenteel heb. En hij vindt moederknuffels maar zo zo. (Mamaaaaaaaa!!!!) Dus ik heb een huidhonger die hunkerend en bijna smachtend naar verlossing snakt. 

Ik mis zingen, muziek maken, grappen met de muzikanten, wijn drinken na de repetitie (omdat het tijdens zo slecht is voor mijn stem), het zoeken naar nummers die we kunnen coveren …. Ik mis hén.

Het is af en toe moeilijk om recht te blijven staan. Ik krul me op in bed en leg mijn hoofd in mijn eigen armen. Er wordt gewijnt en ge-ee-peritieft via messenger, whatsapp en consoorten. Ik heb een inniger contact dan ooit. Toch doet de afstand pijn.

En dat verlamt me. Slaat me letterlijk weer in de stilstand en de twijfel. Contemplatief de wereld overschouwen is best heerlijk (dankzij podcasts als de Interne Keuken, Iemant, dankzij Canvasseries en zo verder). Maar het afgesneden zijn van mijn geliefde familie en vrienden en plekken en …. Ja, dat snijdt diep. Bryan Adams (die ik sedert negen weken tóch volg op Instagram) zou zeggen: It cuts like a knife but it feels so right.

Zelfs schrijven lucht niet op. Ik moet een tekst maken voor mijn allerliefste vriendin en durf haar al twee weken niet meer contacteren omdat ik nog weinig deed.

Het zwaard van school hangt boven mijn hoofd. Ik ben volledig overdonderd door mijn kundige collega’s die filmpjes maken, originele challenges geven en de boekhouding van de al dan niet gemaakte taken en lessen probleemloos bijhouden …

En wat ik anders mijn eigen kracht vind … lijkt ontoereikend. Toch voelt het fijn om een livestream te doen waarbij ze moeten raden welke vlag ze kunnen maken van de kledij die ik aanheb. Het is heerlijk om op stoepbezoek te gaan en wat flauwe grapjes te maken waarbij ik hun ogen zie blinken en ze vragen wanneer ik nog eens langskom. Ik doe oudercontacten als nooit tevoren en informeer naar hun welbevinden.

En ja … ik weet dat dat belangrijk is. Ik weet dat ik dan ook iets goeds doe. Maar ik zou zo graag een allround leerkracht zijn die ook sublieme instructies kan geven. Die hen motiveert om liedjes te maken en dansjes te tonen …

De weemoed die ik voel is herkenbaar. Het is dezelfde die me op de avond voor 1 september overvalt en me naar mijn klas duwt … waar ik de zon zie ondergaan nu al bijna twintig jaar. Die zonsondergang markeert dan het einde van mijn negen weken grote vakantie en is een aanmoediging om met lust en goesting aan het nieuwe schooljaar te beginnen.

Alleen is het nu dus 18 mei. En heb ik goesting en lust om me te verstoppen achter een computerscherm dat me al negen weken bindt met mijn kinderen, zoals ik mijn leerlingen altijd noem.

Ga ik dit wel kunnen? Dat afstandelijk zijn, met de nog noodzakelijk te bereiken doelen, met andere richtlijnen, andere leukigheden … Kan ik dat wel?

Ik ben gekomen om te zeggen dat ik ermee weg ben … (en dat was tevens ook de laatste cover die we afspraken onder handen te nemen. Dank je wel Jo en Flouze)

Dilemma

Sedert september wandel ik alle dagen minstens een uur. Mijn hernia heeft het geweten! Hij verdween miraculeus tussen augustus en november en ik werd daar helemaal blij van.

Dat ik een rugpatiënt zou blijven en geen zware fysieke inspanningen meer mag doen neem ik er graag bij. Zware fysieke inspanningen waren nooit mijn ding.

Mijn huis bevindt zich in een redelijk groene zone dus ik verkende de omliggende wouden al dikwijls (Wat klinkt wouden toch veel mooier dan bossen). Dankzij All Trails en Strava kan ik tegemoet komen aan de competitieve Iris die niet wegwandelbaar is.

Door de huidige situatie (ik weiger het c-woord te schrijven, dat klinkt helemaal niet mooi) blijf ik beperkt tot wandelen in en rond mijn eigen dorp. Dat heeft als gevolg dat ik regelmatig dezelfde route kies. Een ruilbibliotheekje leukte de route al wat op. Elke week wandel ik 7 km en kom dan thuis met een nieuwe buit boeken.

Sedert een week ervaar ik wat verveling. Ik maakte er een sport van om op bepaalde plaatsen van uit dezelfde hoek een foto te maken. (Grote fan van timelaps) Ook dat is een kleine uitdaging. Zoveel mogelijk foto’s nemen en die dan achter elkaar plaatsen om de verandering van de seizoenen te zien. Nu ja … daar heeft een mens eigenlijk jaren voor nodig en wandelen vanaf september komt daar amper in de buurt van.

Dus ik liet me verleiden door oortjes. Witte oortjes met een I op. Voor op/in/bij mijn I-foon. Ik beluister Interne Keuken en Zwijgen is geen Optie dat het een lieve lust is. Het is als een boek lezen tijdens het wandelen. Heerlijk vind ik.

Voorbijgangers kijken soms wel raar op wanneer ik luidop lach of vol overtuiging knik en ‘JA” zeg. Ik krijg nieuwe inzichten, ik leer enorm veel bij … Heerlijk is het.

Maar ik merk wel dat ik anders wandel. Rondkijken en diep inademen gebeurt minder dan wanneer de oortjes thuisblijven. Mijn gezicht naar boven heffen en met gesloten ogen de zon pakken doe ik dan ook niet meer.

Beiden zijn heerlijk om te doen. En toch voel ik wat … tja … wat? Spijt? Genot? …

Vandaar het dilemma. Een dubbel dilemma. Een grenzeloos grijpen. Een dubbend denken. En dat zijn dan weer mooie woorden. Mooi is dat.

nieuw leven …

Ze stierf eind oktober. Vandaag kan ik die zin schrijven. Door de nieuwheid van het jaar en het decennium kan ik die zin schrijven.

Ze stierf.

Een stukje van mezelf stierf met haar.

De week naar haar definitieve afscheid was intens. Ik droeg het verdriet van haar kinderen, haar ouders, haar geliefden. En ik kon haar verhaal vertellen. Voor zevenhonderd mensen sprak ik met rechte rug en vaste stem. Het was mijn ultieme geschenk in de viering van haar leven.

Nadien pakte ik het leven weer op en gaf ik les, maakte ik afspraken, ging ik naar de film, op café, uit eten. Ik ontmoette nieuwe mensen. Een leuke man die even snel weer minder leuk werd, een levensvriendin die voorgoed in dat gehavende hart van me verblijft …

Ik ging door. En door.

Tot ik op 30 december in een voormalige kerk in Amsterdam zat en luisterde naar een ietwat zweverige uitleg van een prachtige vrouw met een uniek talent. Het was een betoverende plek in een heerlijke stad.

Het kwam binnen. Keihard omfloerst met zachtheid en wattige wollige woorden.

Ze zong. Geïmproviseerd zoals ze dat zelf zei. Terwijl ik mijn ogen sloot en luisterde naar een werkelijk unieke prachtige stem, ontsloot mijn hart zich en opende mijn ziel een deur naar iets dat weer een tijdje was weggestopt.

De tranen vloeiden. Even schaamde ik me. Waarom zat ik daar te tranen bij honderd andere onbekenden? Haar woorden namen me over de drempel en ik beefde.

Ze zong hoger en hoger en ik weende harder en harder. Hoe erg ik ook probeerde, de waterval van mijn verdriet was niet te stoppen. Na een tijdje vechten gaf ik me over en liet ik het maar komen.

Toen ze afrondde en we onze ogen mochten openen, ontmoette haar blik de mijne. Ze lachte vol vertrouwen en knikte me toe. Mijn glimlach kwam spontaan en wat onverwacht.

De voorlaatste dag van 2019 gaf ik al mijn verdriet weg in de Posthoornkerk in Amsterdam. Het volgende decennium ligt open. Helemaal open voor alles wat ik wil en verlang. Voor iedereen die me goed doet en me heel, meer en mogelijk maakt.

Dank je wel Alea Kay … en Amsterdam.

Negentig

De muziek is luid. Verschrikkelijk luid en ook wel verschrikkelijk. De bonkende beat baant zich een weg via mijn borstkas richting onderrug, richting hernia. Het liefst zou ik rechtsomkeer maken maar omdat ik net een toegangsprijs betaalde waarvoor ik minstens veertien dagen brood kan kopen én mijn vriendin wel helemaal enthousiast van de borende beat wordt, zet ik met de moed der wanhoop een stap in de grote zaal.

Vergezeld van een plastieken beker Chateau migraine stappen we richting dansvloer. Ik voel me lichtjes bekocht. Terwijl de stempel op mijn  hand zegt “This is 90s” (wat volgens mij grammaticaal twijfelachtig is), herken ik geen enkel nummer. Af en toe passeert er een ninetiestekst met daaronder die dreunende beat maar dat is niet wat ik noem goeie muziek uit de negentiger jaren.

Ik kijk en word bekeken. Ik keur en word waarschijnlijk ook gekeurd. Veel vrouwen van mijn leeftijd en een heleboel jongens. Jongens als in ‘konden mijn zoon zijn’. Ontzettend oud voel ik me plotsklaps. Ik val uit de toon met mijn bloemenkleedje en even zou ik het liefst op een stoel gaan zitten en wat rondkijken. Wanneer ik opzij kijk, moet ik hard lachen. Mijn vriendin staat extatisch te dansen en heeft er helemaal zin in.

Plots valt mijn oog op een leeftijdsgenoot. Strakke jeans met mooi zwart hemd en prachtige schoenen. Hij merkt op dat ik er naar kijk en glimlacht. Betrapt glimlach ik terug en dans ik verder.

Wanneer mijn vriendin even buiten gaat bellen, stapt hij mijn richting in.

“Jij staat hier helemaal alleen te dansen, dat vind ik moedig.” Ik antwoord vrij snel: “Ik ben dan ook een moedige vrouw.” Hij gooit zijn hoofd in zijn nek en schaterlacht. Het cliché spat eraf maar ik trek het me niet aan.

Er ontspint zich een gesprek dat veel op een steekspel lijkt. Heen en weer gaat het. Adrem en adhoc. Er wordt gelachen. Zijn staalblauwe ogen hypnotiseren me een beetje. Ik krijg een drankje en trakteer er eentje terug.

Hij vraagt mijn naam en geeft me de zijne. Ik weet zeker dat dat niet zijn echte naam is. “Junior? Zo heette de hond van mijn eerste lief !” Grappig ben ik wel. Zeker in een zaal vol jeugd die denkt dat iedereen in de nineties zich kleedde in fluo-t-shirts met een witte pet op.

Soms zwijgen we en dansen we dicht bij elkaar in de buurt. Hij vraagt of ik sportief ben en mijn antwoord is hetgene dat ik pré-hernia zou gezegd hebben. Hij vertelt me dat hij graag reist en ik zeg dat ik dat boeiend vind. Niet vertellend dat ik helemaal geen reiziger ben en ik het liefst met een boek op het strand zit. Hij trekt met de motor door Europa en ik vind dat eigenlijk nogal midlifecrisisachtig.

Het is zo’n gesprek dat positief, vlot, grappig en vooral plezant is. Geen levensinfo die mensen kan afschrikken. Geen rugpijn, liefdesverdriet en weemoed.

Wanneer hij me vraagt of ik gelukkig ben, smelt ik even. Ik hou van mannen met onverwachte vragen. Hij komt dicht bij me staan en neemt mijn bril af. Even schrik ik … Dan begint hij mijn bril te poetsen met de slip van zijn prachtige zwarte hemd. Ik slik en zet een stap naar achter. Zachtjes zet hij mijn bril weer op mijn neus en knipoogt.

Even later gaan ze weg. Hij en zijn zwijgzame vriend die zich waarschijnlijk de laatste uren stierlijk verveelde. Een kus, een schouderklop en weg is hij.

Er werden geen gegevens of adressen uitgewisseld. Dat was niet noodzakelijk. Niemand was op zoek naar de ware liefde of een nieuwe relatie.

Terwijl ik er over nadenk, spatten de platitudes eraf. Maar jongens, wat heb ik er van genoten. Na een jaar waarin mijn lijf me in de steek liet, net zoals het niet-lief dat de laatste jaren dartelend mijn huis binnen en buiten liep, was ik even toe aan wat luchtigheid met een oppervlakkige toets.

Ik voel me al een tijdje oud en afgedankt. Junior zorgde voor de mousse in mijn chocolade. Of is dat écht een te gortige melige zin?

En toen kwam Get Ready. Het werd nog een echt feestje. (smiley)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Antwoord?!

Nu mijn rug wat rechter wordt en mijn tred weer stevig, schrik ik van de fragiliteit die ik opbouwde. Hoe heet dat? Hoe noem je dat? Is dat verdriet? Melancholie? Weemoed?

Dat had ik altijd al in overvloed. Naast de lach was er altijd de traan. Ik dacht vroeger dat dat met down-zijn te maken had. Met depressie. Met zwakte. Niets lijkt minder waar.

Vandaag voel ik hoe mijn kracht en sterkte zich herstelt en lijkt de ruimte voor broosheid plots, tegen mijn verwachtingen in, groot genoeg om te dragen.

Terwijl ik snik bij het einde van Far from the Madding Crowd (Want het komt uiteindelijk allemaal goed en ze vinden mekaar ten langen leste toch weer en de nachtmerrie heeft een happy end), laat ik het stromen en doet het zelfs deugd, dat stromende.

Een prachtig liefdesverhaal wordt me verteld. Twee mensen die pas op latere leeftijd (later dan de mijne) mekaar vinden en vijfentwintig jaar lang diep en diepgelukkig met elkaar zijn. Dat bestaat dus ook in het techt. Genietend kijk ik naar de handen die zich verstrengelen en ik geloof weer. Ik geloof weer.

Even wil ik de fast forward knop. De knop die je bij een film gebruikt wanneer het midden te intens is en je heel graag de goede afloop wil proeven. Ik zou ze wel willen in mijn leven. Zodat ik door het ijs en de bitterheid geen ‘frostbite’ krijg maar ik met slechts wat wintertenen in de zon terechtkom.

En heel af en toe verlang ik naar de rewindknop. Naar toen het leven nog simpel en ik nog jong en onbezonnen was ….

(Zie me zitten met ironische glimlach op de lippen: onbezonnen was ik nooit! en het leven is nimmer simpel.)

Om mindfull af te sluiten (wat voor een adhd-er met een bloedhekel aan het rozijnenstaren nooit eenvoudig wordt) ….

Momenteel hou ik wel van het hier en nu. Tisgoed. Het is goed. Alles komt altijd goed.

 

Het ging tot nu toe zo goed.

Dat bedenk ik me terwijl ik twee keer heen en weer wandel. Aarzel. En weer wandel.

Het was al minstens twee weken geleden. Ik herinner me het gevoel van zachtheid, zaligheid en heerlijke weldoening. Dat zo iets kleins me dat gevoel kan geven. Het smelten. Het proeven. Het tasten. Het smaken. De lichtheid van het bestaan als het ware.

Wat verlang ik. Snak ik. Wil ik. Voel ik. Moet ik.

Hartstochtelijk schud ik een innerlijke nee. Nee. Nee. Nee. Verzet je! Verman je! Vervrouw je?

Ik blijf heen en weer lopen. Het lonkt. Vlijt. Verleid. Het lijkt me te roepen. Kom hier! Neem me! Proef me! Zoek me.

Uiteindelijk geef ik toe. Neem mijn tas en betaal. Met wat gezeur in het achterhoofd geef ik toe aan de verleiding. Ach … volgende keer zal ik er voorbij lopen. Dan zal ik me verzetten tegen de innerlijke roep. Tegen het heerlijke gevoel dat ik ga krijgen zo gauw mijn smaakpapillen gestreeld worden.

Ik ben verslaafd.

(bedenk ik me wanneer ik met 250 gram Manon-witte-Leonidaspralines op de stoep sta)

En dan krijg je de vraag of je op een gemeentelijke verkiezingslijst wil gaan staan.

Als kind wilde ik minister worden.

Ik maak zo graag een verschil.

Maar politiek??? Ik denk niet dat ik dat kan.

Ofwel?

Happiemie

Een recept voor instant happines is de Happinez. Elk jaar rond februari krijg ik van mezelf een abonnement kadoo. Yolo!

Het verbreedt mijn kijk op de wereld. Ik durf al eens groen te stemmen maar ben zeker niet veg-. Zowel niet anistisch als etarisch. Duur. Dat is het ook. Ik droom van zonnepanelen en een eigen windturbine. Maar voorlopig blijft het beperkt tot (gesubsidieerd) goed isoleren en het recycleren.

Minimalisme is niet aan me besteed. Hoewel …. sedert deze week sieren slechts drie kaarsenhouders en maar vier kaartjes mijn schouwmantel. Dat is opgeruimd genoeg. De rest van de woonkamer ligt erbij alsof het pas boekenverkoop was maar toch ben ik fier op die schouw.

Het zegt me wel iets. Dat gebalanceerde, evenwichtige leven. Bewust van natuur en leven. Respectvol omgaan met de aarde en wat die heeft en geeft. Waar zou ik beginnen?

Het spijt me maar ik lust toch zo graag vlees en moet de groenten altijd verstoppen in de puree of achter de aardappelen. Mijn kleerkast kan me soms ook een instantgevoel van geluk geven. Zeker wanneer ik een prachtig kleedje met 10 procent korting kan kopen. Misschien is dat wel mijn invalshoek. Dol op kleren en schoenen en tassen.

Daarom dus even reclame maken voor mijn nieuwste ontdekking: alchemist-fashion.com. Mooi, mooi, mooi. En in sale is het best te doen.

Zo draag ik toch iets bij. Everybody happy! Niet?!