Eindelijk is ze daar dan. Na weken wringen en duwen en trekken … vermijdingsgedrag ter grootte van de Himalaya …
Daar is de waterval. Ze stroomt. Weer beken en beken.
Het zat eraan te komen.
U wist dat niet.
Ik ook niet.Terwijl het toch mijn waterval is. Mijn beek.

Maar ik zie dat dus nog steeds niet aankomen.
Mijn gedrag is voorspelbaar. Ik speel -tig spelletjes van die stomme Candy Crush op facebook. Ik lees vijf boeken tegelijk en geniet van geen enkele. Ik snoep, eet en vreet me te pletter.
Waaraan ligt dat?
In eerste instantie de grote hoeveelheid werk die me overspoelt. Met een organisatorische ramp als mijzelve is het moeilijk te regelen dat én uw toetsen én uw rekeningen én uw belastingsbrief in orde komen. Als enige schrijf ik een godganse zaterdag aan mijn rapporten. Mijn stukken-beter-georganiseerde collega’s deden dat in de afgelopen week al. Hun belastingbrief is al eeuwen weg en hun rekeningen zullen waarschijnlijk ook wel op tijd betaald worden.

In tweede instantie gaat het veel dieper natuurlijk. Het gaat over de ongelijke liefde. Onevenwichtig. Niet in balans.
Dan komen mijn grote levensvragen weer boven.
Eén daarvan is: Is het normaal dat in een relatie de ene persoon meer liefde steekt dan de andere?
Het lijkt alsof ik enkel in staat ben tot dat soort relaties.
Dat klinkt zwaar. Ik weet dat. Ik val u daar al eeuwen mee lastig.
Dus ik zweeg hier een groot aantal weken.

Ik weet ook wel dat ik dan zaag en klaag, ambetant ben, zelfs ietwat zielig.
Geen mens die daar nog naar wil luisteren!
Ik geef ze geen ongelijk.
Het gaat steeds over hetzelfde.
De ongelijke liefde.

Ik had altijd het idee dat ik aan het gevende eind van de relatie zat.
Dit keer is het anders. Dit keer ben ik de koele, de harde, de ontoegankelijke.
Een rol die me niet past. Ik word er ‘goezot’ van.
Het duveltje op mijn linkerschouder gaat aan het vergelijken. “Dus zo voelde dat. Iemand wegduwen omdat hij u te graag ziet.Tijd voor uzelf eisen omdat het u verstikt.”
Ineens lijk ik hen te begrijpen. De koele, harde, ontoegankelijke mannen in mijn verleden.
Ik zocht dat op. Omdat ik geloofde in de kracht van de liefde die zacht maakt.

Nu merk ik dat het zo niet werkt. Dat het niet aan de andere ligt (aan mij dus, indien u nog kan volgen) maar dat het diep vanbinnen zit. Het niet in staat zijn tot evenwichtige liefde.
Er is een stuk van mijn ziel weg. Helemaal weg. Weggerot in de hardheid? Of afgekapt in het verdriet?
Maar ik kan het niet meer.
Onvoorwaardelijk graag zien. Het lukt me niet. Ik ben op mijn hoede. Ik ben kritisch.

Want ook ikzelf ga aan het vergelijken. Als ik nu zo voel … misschien was er bij hen vroeger dan wel geen ‘graag-zien’. Alleen een nodeloos wachten op een moment waarin hij kon zeggen dat ik hem verstikte of geen ruimte gaf.

Och, ik schrijf ze nu maar neer. Die woorden, die gedachten, die gevoelens.
En verontschuldig me voor hun zwaarte, hun zwartheid.

Door de waterval van daarnet kan ik het even weer: … schrijven. Komen er weer woorden.
En vooral daaraan voel ik telkens dat het mis is. Wanneer ik krampachtig naar woorden zoek, onnozele rijmsels maak en niet meer tot de kern van mijn woorden geraak.
Dan is het mis.
Dan moet er gepraat worden.
Dan moet het stromen.

Vwalla …
hier is de gal. Hier is de vloed.
U kreeg het nu over u.
Zonet kreeg iemand het met snot en kwijl en snikken en hijgen en janken en schreeuwen over zich heen. Geheel live en in stereo.
Dat werd u nog net gespaard.
Lang leve het geschreven woord.
Het bedekt u enkel met eigen interpretatie. Het mijne zit in die twee kletsnatte zakdoeken die nu onder mijn hoofdkussen liggen drogen.

Ik laat me even omarmen. Aanraken wat aangeraakt moet worden.
Ik geef (me) over.
Aan de liefde die hier stroomt.
Want ik ben het waard? (of zoiets toch!)

13 thoughts on “

zegt u het maar!