“Je moet niet meegaan, hoor!” Mijn lijf stokt. Ik adem diep in en uit. Ik slik en glimlach wat zuur.
“Ok, maar dan wil ik hier wel een dikke knuffel.” Hij antwoordt met een lach en zijn twee armen stevig om me heen. “Natuurlijk, moedertje”.
Na een ‘veel plezier en voorzichtig’ grabbelt hij zijn zakken bij elkaar en stapt hij, al gsm-end richting perron.
Wat bibberend zet ik mijn wagen terug in gang en rij ik met een slakkengangetje naast de stoep. Hij wuift éénmaal en kijkt weer naar zijn gsm.
Allerlei gedachten schieten door mijn hoofd. Schaamt hij zich voor me? Wil hij een enthousiast babbelende moeder met tranen in haar ogen bij het vertrek vermijden? Of wordt hij stilaan zelfstandig en heeft hij een wuivende mama niet meer nodig?
Ik hoop dat laatste.
Plots komen ze natuurlijk weer. De waterlanders die ik slikkend verbijt. Omdat hij me niet meer zo nodig heeft. Omdat ik zo trots op hem ben. Omdat ik zoveel van hem hou. Omdat ik blij ben dat hij het alleen kan. En ook omdat ditweer een nieuw afscheid is. En omdat ik die kleine armpjes strak om mijn nek soms ook zo mis.
Het nummer dat hij koos vlak voor we arriveerden gaat verder. I’ve got new rules.
Zoonlief misschien ook wel. Hij vertrok op sportkamp. Ik reed alleen naar huis. En mis hem. Straks is hij er weer. Ik zal blij zijn.